Op 1 juli 1999 stond Billy samen met zijn vriend Riecus in Nighttown bij een concert van Mercury Rev. We hadden een mooie plekje achterin de zaal. De band speelde uitstekend; een hoop liedjes van Deserter’s Songs en het klonk betoverend mooi. Het was ook een doordeweekse avond, we waren moe en de volgende dag moesten we allebei weer werken. Na ongeveer een uur keken we elkaar aan, concludeerden we dat het goed was en liepen we naar de garderobe om onze jassen te halen.
Eenzelfde gevoel besloop Clismo naarmate hij vorderde in Sneeuw van Orhan Pamuk; 470 bladzijden zijn teveel van het goede. Hij was al meer dan een week bezig in het boek en de zelfopgelegde druk om er elke week een nieuw boek door te jassen zorgt voor weerzin tegen al te wijdlopig proza. (Dat gaat nog wat worden bij het zojuist bestelde boek van Halldór Laxness: een epos van honderden bladzijden over een IJslandse schapenherder.) Het is allemaal met lekker veel ironie beschreven, en af en toe bijna slapstick, maar de preoccupaties met ‘de’ Turkse/Koerdische/Tsjerkessische/[voer hier uw favoriete bevolkingsgroep in]se identiteit, God en ‘het’ Westen zijn niet die van Billy. En hoe het afloopt met (de liefdesperikelen van) de hoofdpersoon is dankzij de royaal aanwezige flash forwards van de bijna alwetende verteller ook vrij snel bekend. Het hoe en waarom gelooft Clismo dan verder wel.
Mooi boek voor liefhebbers van verhalen in verhalen, geïnteresseerden in Noordoost Turkije, kenners van Batman en Drs. P. liefhebbers die het woord samowaar wel eens in een roman tegen willen komen. Als u maar voldoende rust in uw hoofd hebt gaat u het einde ongetwijfeld halen.
Zou zo’n Nobelprijs nou een blijvende impact op de boekenverkoop hebben?
Clismo dacht eens wat winnaars uit de eerste helft van vorige eeuw te halen bij de bibliotheek, maar de helft van de namen kwam niet eens in de database voor. Ook bij de wat meer recente laureaten viel het niet mee. Met moeite kwam hij tot drie titels, waarvan er eentje bij ophalen een dvd bleek te zijn. Niet goed gekeken. Dat wordt nog een uitdaging om elke week een winnaar in huis te halen.
Eén van de twee boeken was een dramatisch getiteld boek over de Tweede Wereldoorlog. (Niet direct Clismo’s favoriete onderwerp. Kuch.) Onbepaald door het lot. Wie verzint zoiets? In het Hongaars is de titel Sorstalanság. Dat klinkt een stuk beter. Het gaat over de belevenissen van een vijftienjarige jongen in enkele concentratiekampen. En ook dit boek was lastig neer te leggen. Voor de verandering een goede samenvatting op de achterkant, trouwens:
Het komt wat moeizaam op gang en vooral in die eerste hoofdstukken vond Clismo de stijl maar houterig. Wat aan de schrijver of aan de vertaler kan liggen. Maar vanaf de treinreis naar het eerste kamp viel dat hem niet meer op en had hij moeite het boek weg te leggen. De wereld van zo’n concentratiekamp is fascinerend. Net als de manier waarop de hoofdpersoon die leert kennen. Stap voor stap.
Ik probeerde hem uit te leggen wat het was om op een misschien niet luxueus maar in elk geval acceptabel, goed onderhouden en schoon station aan te komen, waar de werkelijkheid pas langzaam en geleidelijk, als het ware stukje bij beetje, tot je doordrong. Zodra je een brokstukje van het geheel aan de was gekomen, diende zich alweer het volgende aan en tegen de tijd dat je alles wist, begreep je ook alles. Intussen keek je niet werkeloos toe, je deed wat je te doen stond, leefde, handelde, spande je in en trachtte aan de eisen te voldoen die bij elke nieuwe graad van inzicht hoorden.
Waar de lezer al weet wat er in grote lijnen speelt komt de jongen langzaam in steeds meer detail achter. Dat klinkt saai, maar is het het juist niet. De blik van zo’n jongen, die als het ware met open mond en ogen om zich heen kijkt, is verfrissend. En deed Billy denken aan The Empire of the Sun van JG Ballard (de schrijvers scheelden één jaar in leeftijd) dat hij binnenkort eens gaat herlezen.
Omdat het een autobiografisch verhaal is kan Clismo wel verklappen dat de hoofdpersoon het overleefd. Vanaf de terugkeer naar Boedapest begint het meest depressieve stuk van het boek. Waarin de hoofdpersoon merkt dat hij niet goed uit kan leggen wat hem is overkomen en bedenkt dat hij voor altijd van de rest van de bevolking is gescheiden door zijn ervaringen. Lekker somber eindigen. Daar houdt Billy wel van. Van Imre Kertész gaat hij waarschijnlijk nooit meer iets lezen, maar dit was zeker de moeite waard.
Clismo heeft dit boek vorig jaar gelezen en zag de naam opduiken op de Nobelprijs-voor-literatuur-wiki-bladzijde. Blijkbaar was dat voornemen tot het lezen van door een Zweeds oudemannenclubje gesanctioneerde schrijvers al gemaakt voor het tot zijn bewustzijn doordrong. Ook dit is weer een schrijver met een schuin streepje in de naam, maar verder betreft het een zigeunerloos boek dat geen generaties, maar slechts enkele weken (maanden?) overspant.
In De stad der blinden wordt (bijna) iedereen in Lissabon (en naar later blijkt, ook daarbuiten) plotseling blind. Een soort Portugese Day of the Triffids dus. Maar dan zonder triffids. Billy was dan ook bang dat het boek na de fascinerende start snel saai zou worden. Vooral omdat de belevingswereld van de hoofdpersonen al snel erg klein wordt.
Maar die kleine wereld laat niet meer los. Saramago laat een rap verval van beschaving zien. In die zin heeft het boek wel iets weg van Lord of the Flies (William Golding staat ook in de lijst, dus als Billy het niet meer weet, herleest hij dat nog gewoon een keer); als in de weg staande wetten en praktische bezwaren wegvallen, wordt het bal. Een heel palet aan nare en andere menselijke eigenschappen wordt overtuigend neergezet – gelukkig ook met humor – zonder dat er nu sprake is van een uitgesproken somber beeld van de mensheid. Telkens weet Saramago weer een wending of verdieping aan te brengen die de lezer roept. Alleen het slappe einde had van Clismo wel anders gemogen.
Van deze man gaat-ie nog eens wat lezen.
Na de worsteling met Honderd jaar eenzaamheid had Clismo even behoefte aan een soepel geschreven, samenhangend en boeiend verhaal. De verwrongen wereld uit 1949, twaalf jaar later in Nederlandse vertaling als tijgerpocket van Luitingh uitgebracht, voldeed aan alle wensen.
De hoofdpersoon, een redacteur van een een sf-pulpmagazine, komt terecht in een wereld die veel weg heeft van de verhalen uit en covers van dat tijdschrift. Dus met goedgevormde en schaars geklede vrouwen, stoere helden en angstaanjagende buitenaardse monsters. Fredric Brown grapt er vrolijk op los, ondertussen de vaart in het verhaal houdend tot het eind, waarin de hoofdpersoon geheel volgens verwachting de (parallelle) wereld redt en het meisje krijgt.
‘Een serie onder redactie van Carl Lans’.
Altijd leuk. Een nieuw, tot voortijdige stranding voorbestemd project van Clismo. Ditmaal heeft hij zich voorgenomen in 2014 alleen maar boeken van Nobelprijswinnaars te lezen. Ergerlijker dan de tv kan het in elk geval niet worden en Honderd jaar eenzaamheid stond sowieso nog op lezing te wachten in de kast.
Ook Honderd jaar eenzaamheid is weer een vertelling die generaties overspant. Zou dat een gedeelde eigenschap zijn van boeken van Nobelprijswinnaars? Dat werpt dan weer een nieuw licht op De ontdekking van de hemel. Jammer genoeg voor dode Harry lijkt Clismo een zekere mate van leesbaarheid ook essentieel. Lees deze zin nu eens: “De zigeuner omhulde hem heel even met de verbluffende geladenheid van zijn blik en veranderde onmiddellijk in een plas stinkende, walmende teer waarop zijn antwoord galmend bleef drijven: ‘Melquíades is dood.’” Da’s toch fantastisch? Misschien is het opvoeren van zigeuners trouwens ook wel een extra aansporing voor het Nobelprijscomité. Of schuine streepjes in de naam van de auteur. Gaat Clísmo in de gaten houden bij het derde boek.
[…]
Dit alles schreef Billy in een enthousiaste bui na de eerste 60, 70 bladzijden. Ondertussen heeft hij zich met steeds minder zin nog zo’n honderd bladzijden verder geworsteld, maar verder gaat hij niet komen. Het boek weet totaal niet te boeien. Er zitten grappige stukjes in, maar de hoofdpersonen, die vaak soortgelijke namen hebben, bezitten ook soortgelijke eigenschappen zodat Clismo voortdurend naar de stamboom in het begin moet bladeren om te lezen over welke Arcadio of Aureliano het nu weer gaat. Waarna hij zijn innerlijke schouders ophaalt, want wat doet het er ook toe? Gaaf geschreven zinnen moeten bij voorkeur toch deel uitmaken van een groter geheel dat ook weet te boeien. En dat is bij deze roman niet het geval. Weg ermee.
Misschien komt Clismo later dit jaar nog een keer terug op Márquez, want hij heeft ooit Het kwade uur gekocht en (uit)gelezen en bewaart daar goede herinneringen aan, en de korte verhalen zijn ook heel goed te doen. Maar deze gaat bij het oud papier.
Een gebonden boek met een mooie jaren zestig stofomslag.
Laibach associaties.
De vergeefse speurtocht naar Kroatische boeken voorafgaand aan een eerdere vakantie op Brač.
€ 1,=
Nobelprijswinnaar.
Het zijn geen van allen dwingende redenen om een boek te kopen, maar zo bij elkaar was er eigenlijk geen reden tot twijfelen meer. Temeer omdat Clismo net twee boeken had ingeleverd die ieder ongeveer even dik waren als dit exemplaar van 315 bladzijden en er dus per saldo nog steeds ruimte werd gewonnen in de boekenkast.
Het boek, dat verhaalt van 1516 tot 1914, begint met een reisgidsachtige beschrijving van de brug en haar geschiedenis, maar al snel grijpt het verhaal in en Billy bleek moeite te hebben het boek weg te leggen. Dat kwam slecht uit bij de grafisch beschreven spietsing die net voor het avondmaal plaatsvond en de zelfgemaakte sjasliek van varkensvlees toch een bijsmaakje verschafte.
In vogelvlucht scheert Andric over vier eeuwen in een Bosnisch stadje aan de grens met het huidige Servië heen. Beschouwend. Af en toe afdalend voor een dramatische gebeurtenis. Moslims, christenen, joden en zigeuners vormen vanaf het begin van het boek een mengelmoes van verschillende bevolkingsgroepen die proberen samen te leven. Zolang er weinig aan de hand is bij de machthebbers in het gebied (eerst Turken, dan Oostenrijkers) gaat alles zijn gang, maar oorlogen en opstanden in buurlanden hebben steeds weer invloed op de onderlinge verhoudingen in het gezapige stadje.
Halverwege begint het boek in te zakken. Dat kan ook met de beschreven periode te maken hebben die vanaf dat moment nog maar enkele tientallen jaren omvat, maar waarin de veranderingen in het stadje zich juist in een steeds rapper tempo voltrekken. Dialogen krijgen een grotere rol en die weten minder te boeien dan de sprookjesachtig beschreven episoden eerder in het boek. De overtuiging van Andrić dat alle veranderingen geen verbeteringen zijn (ook al worden ze meestal wel zo ervaren) wordt nu wat al te vaak herhaald. Gelukkig krijgt het boek met het naderen van 1914 haar aantrekkingskracht weer terug om met gepast drama te eindigen.
Mooi, somber, van noodlot doortrokken boek over Slavko met de pet die zijn leven leidt in een veranderende wereld. Het maakt duidelijker waarom al die voormalig Joegoslaven elkaar twintig jaar terug met zoveel overgave de hersens hebben ingeslagen en biedt weinig hoop voor gebieden waar verschillende bevolkingsgroepen door elkaar leven en het al sinds mensenheugenis niet met elkaar eens zijn.
Misschien moet Clismo toch maar weer eens naar een museum. Of zich abonneren op een of ander artmagazine met uitvouwposter van het kunstwerk van de maand op de middenpagina. Want om lui als die Komar & Melamid kan hij hartelijk lachen.
Hij kwam ze tegen in dat boekje over Céline Dion. Een jaar of tien terug bedachten de naar Amerika verkaste Russen Komar en Melamid dat ze een democratisch schilderij gingen maken. Daartoe lieten ze een vragenlijst invullen waarin werd gevraagd naar wat men het liefst aantrof in een schilderij. Aan de hand van de resultaten werd vervolgens het meest gewilde en het minst gewilde schilderij gemaakt. Hilarisch natuurlijk. Zo ook de schilderijen.
Het onderzoek/kunstwerk werd in 16 landen uitgevoerd en leverde vrijwel overal een soortgelijke favoriet op. Behalve dan in Nederland waar Maurice de Hond wijselijk werd vermeden, maar men met een Tilburgse kunstenmaker van de regen in de drup kwam. Die liet de vragenlijst alleen zien aan geloofsgenoten en zo zitten wij als enige natie opgescheept met een zoutloos abstract product. Gelukkig is het minst gewilde schilderij wel een toppertje:
Nadat Komar & Melamid geschilderd hadden wat de volkeren wensten herhaalden ze hun truukje voor muziek. En laat Clismo de resultaten daarvan nou ook aangetroffen hebben op het web! Dus ga er voor zitten en en luister via Ubuweb naar The Most Wanted Song en natuurlijk The Most Unwanted Song. (Met onder veel meer: rappende sopranen, ontspoorde doedelzakken, atonale kerstversjes en kinderstemmen.) Door ongewenst lange duur van het meest ongewilde lied neemt dat wel een half uur in beslag, maar die tijd komt u makkelijk door op de site van (de alweer een paar jaar Melamidloze) Komar. Of lees anders het interview met Melamid in het NRC van 13 maart 1997.
Hevig geïnspireerd door de Russen rukte Clismo onlangs de kwasten uit de kast voor zijn toekomstige meesterk 10″ op blauw vinyl. Hij was zo geconcentreerd bezig dat hij eigenlijk niet keek naar zijn driejarige dochter. Tot ze klaar was en Clismo’s schilderij begon te bedreigen met haar verf, waarop Billy bedroefd moest constateren dat hij haar niveau nooit zal gaan bereiken.
Soms wéét je dat een bepaald onderzoek al eens gedaan is. Maar waar moet je het zoeken?
Clismo is een liefhebber van plateau wc’s. Je kunt na afloop je drol rustig bestuderen voor je doortrekt en bij het doorspoelen blijft er minder vaak een plakkerig bruin spoor achter dan bij die schuine putten waar je drol eerst tegen de rand ketst voor hij in het water glijdt. Misschien heeft dat te maken hebben met het laagje water (of urine) waarin de bolus zijn eerste landing maakt. In elk geval heeft Clismo het idee thuis minder vaak met een pleeborstel in de weer te zijn dan op zijn werk.
Een ander voordeel van de vlakspoeler is de droge bibs. Als Billy bij zo’n diepspoeler zijn poepgat per ongeluk perfect positioneert klotst de drol zonder iets te raken zo het water in. Bij een compacte bolus levert dat door het opspattende wc-water ook meestal een natte kont op. En nu komt het: Clismo vraagt zich dan altijd af of het tegen zijn anus spoelende water helemaal schoon is (voor zover mogelijk in een wc-pot) of dat er water bijzit wat net in contact geweest is met die drol.
Er zijn natuurlijk volop proeven gedaan met voorwerpen die water omhoog laten spetteren. Maar Clismo heeft niets kunnen vinden op het web. Zoeken op trefwoorden als toilet, vlakspoeler, diepspoeler, plons en drol levert veel vermakelijke stukjes op, maar niet de wetenschappelijk verantwoorde onderzoeken waar Billy naar op zoek is. Het zal wel niks worden – de gemiddelde hoeveelheid feces bij man of bij vrouw heeft Clismo uiteindelijk ook nooit gevonden – maar tips en wenken worden met open armen ontvangen.
Toen Billy ging samenwonen viel de taak om de wc te reinigen aan hem toe.
Na enige tijd kwam hij er achter dat aansporingen om die taak uit te voeren voornamelijk te wijten waren aan spetters op en rond de pot. Zittend plassen leverde een aanzienlijke daling van het aantal schoonmaakbeurten op. Dat was voldoende om Clismo door de knieën te doen gaan en ook voor plasbeurten zijn broek te laten zakken.
Sinds Billy zittend plast, poept hij vaker. Nu kan dat een dertig jaar lang geconditioneerde reflex zijn (Pavlovreactie: zitten = poepen) óf het poepgat bedenkt bij een forse plasbeurt: ‘Dit duurt zo lang, en ik hang toch al half open, laat ik er direct één of twee bolussen achteraan persen.’ Als dat laatste het geval is moeten vrouwen dat natuurlijk ook hebben en dus vaker poepen dan mannen. (Als ze een vergelijkbaar gewicht hebben, natuurlijk. Hoewel… Heeft gewicht überhaupt effect op de frequentie van de stoelgang? En hoe hangt dat alles samen met constipatie? (In Billy’s beleving een typisch vrouwenprobleem.) Andere vraag: welk deel van de mannelijke mensheid plast er eigenlijk rechtop en in hoe is dit cultureel verdeeld?)
Fascinerende materie.
Een vluchtig speuren in de Encyclopedie van de Stront leverde wel vermakelijke stukjes uit de literatuur op, maar geen man-vrouw vergelijkingen. Bovendien wil Clismo hard wetenschappelijk bewijs. Midas Dekkers dan? Er staat Clismo een hoofdstuk over poep bij. Waarschijnlijk in De vergankelijkheid. Maar het beste boek van Midas Dekkers bleek zich op zolder onvindbaar verschanst te hebben.
Dan toch de computer maar. Via internet kwam er zo’n vloed aan darmkolieken, scheurtjes in de anus, aambeien, kankergezwellen en stoma’s over Billy heengespoeld, dat hij enigszins week in de buik werd. De meeste gepubliceerde onderzoeken blijken helaas gesponsord te zijn door fabrikanten van stoelgangbevorderende sapjes en papjes en dus niet het beoogde terrein te bestrijken.
Uit de categorie constipatie/obstipatie/verstopping ook dit foldertje van Apotheek Hilversum. Er staan slechts algemeenheden over de stoelgang in. (‘ De regelmaat verschilt van mens tot mens: de een heeft drie keer per dag ontlasting, de ander drie keer per week’. ‘Poepen gaat voor dansen’.) Maar het is in elk geval íets. Helaas is het pdf-bestand beveiligd tegen drukken.
Verder blijkt internet vooral informatie te leveren waar Billy niet zo veel aan heeft. Ongein, spreuken en gezegden, activiteiten die doorgaans niet direct in verband gebracht worden met ontlasting; een oneindig aantal webpagina’s is ermee gevuld. Maar nergens een onderzoekje met de gemiddelde poepfrequentie van mannen en vrouwen. Het is om droevig van te worden. Zo’n 100 tot 150 gram per dag moet toch ergens vandaan komen? Straks maar eens naar de bibliotheek.